Schuilkelders aan de Kattenbos
ACTIVITEITEN
Schuilkelders aan de Kattenbos
Tijdens de bezetting kon iedereen in Reusel gemakkelijk aan eten en drinken komen en is er niet op grote schaal gehamsterd. Het leven ging relatief zijn gangetje. De ophanden zijnde bevrijding van Reusel zou echter niet zonder oorlogsgeweld gevierd gaan worden. De massale terugtocht van de Duitse troepen brengt de Reuselse bevolking ertoe om begin september 1944 maatregelen te gaan treffen en wordt het bouwen van schuilkelders serieus genomen. Dikwijls gebeurde dit als een gezamenlijke onderneming van buurtgenoten. In het dorp boden de kloostergebouwen van fraters en zusters bescherming voor honderden dorpsgenoten tijdens het losgebarsten geweld.
In de schuilkelder van het Zusterklooster in de oorlogsdagen van September 1944.
Gedenkplaquette van de Reuselse bevolking ter herinnering aan het verblijf in de kelder van het jongenspensionaat St. Cornelius.
Als dank ook van hen die in de oorlogsdagen van 22/9 ’44 – 29/9 ’44 in de kelder hier een schuilplaats vonden.
Zelden was een schuilkelder voor slechts één gezin bedoeld. Reuselnaren die daarvoor de mogelijkheid hadden, maakten een eigen schuilkelder in huis of op het erf. Soms kon men zelfs rekenen op adviserende hulp van goedgezinde Duitsers. Ook werd door de plaatselijke overheid advies gegeven over de bouw van een schuilkelder: ,,Mensen bouwt allemaal een schuilkelder en zorgt dat je weet waar je naar toe moet!", dat werd van hogerhand zo bekend gemaakt.
Uit vrees voor brand en diefstal werden ook allerlei bezittingen veilig opgeborgen of ondergronds verstopt. Zo verdwijnen tal van karren, wagens, fietsen en zelfs een motor bij de boeren onder het hooi of in het stro. Kleren en sieraden worden in een kist in de grond gestopt.
Deze foto dient ter illustratie maar is niet in Reusel genomen.
Een schuilkelder zat grotendeels onder het maaiveld en het dak bestond uit een houtconstructie met daaroverheen een berg zand afgedekt met graszoden of mutserdhout. De ingang werd dusdanig gegraven dat granaatscherven niet rechtstreeks konden inslaan. De grootte van zo'n schuilkelder varieerde: afhankelijk van het aantal personen dat er in moest worden ondergebracht lag de oppervlakte meestal ergens tussen 4 m² (2 bij 2) en 20 m² (4 bij 5). De hoogte van zo'n schuilkelder bedroeg meestal 1,5 à 2 m. Het verblijf kon enkele uren tot dagen duren Dat er zich door angst en ruimtegebrek mensonterende taferelen afspeelden moge duidelijk zijn. Opgetekende getuigenverklaringen spreken voor zich.
Ooggetuigenverklaringen.
Het relaas van Jeanne van Rooij-van Limpt.
Mijn vroegste herinneringen dateren van de weken voordat Reusel bevrijd was van het Duitse leger. Het was september-oktober 1944 en het oorlogsgeweld in Reusel was in volle hevigheid losgebarsten. Wij moesten halsoverkop vluchten naar de boerderij van Gielis Wil (van Limpt) aan de Kattenbos, een neef van onze pa. We vonden daar in de schuilkelder beschutting en moesten angstig de gebeurtenissen afwachten terwijl het dorpscentrum in puin werden geschoten. In onze schuilkelder had het gezin van Tante Pieta en Bertoom Panjoel met 7 kinderen ook onderdak gekregen. We zaten toen dicht opeengepakt met meer dan 20 personen in die schuilkelder. In de Kattenbos waren nog veel meer schuilkelders. We hoorden dat er maar liefst 12 schuilkelders waren waarin zo’n 200 vluchtelingen beschutting hadden gevonden. Voor het gezin Adams uit de Lensheuvel kreeg de vlucht naar de Kattenbos wel een heel spannend verloop. Moeder Adams is onderweg in een karspoor bevallen van een gezonde dochter. Tante Trien van Limpt heeft bij die bevalling geholpen. Op de Kattenbos werd lief en leed zoveel mogelijk met elkaar gedeeld en vonden we veel steun bij elkaar. Ons moeder is voor het belangeloos opvangen van haar gezin haar hele leven de familie van Gielis Wil dankbaar geweest. Alles werd met elkaar gedeeld Er werd zelfs illegaal een varken geslacht. Op 4 oktober hebben de Duitse soldaten Reusel verlaten en keerden we weer naar huis terug. We konden nog niet meteen in ons huis wonen omdat het zwaar beschadigd was.
Het relaas van Anna van Herk-Lauwers.
In de oorlog zijn we thuis niets tekortgekomen. Omdat we een boerderij hadden, was er altijd genoeg te eten. Op het eind van de oorlog zijn we wel bang geweest. Bij onze boerderij had onze pa samen met de buren een grote schuilkelder gemaakt. Toen er in het dorp zwaar gevochten werd, zijn we met zijn allen in de schuilkelder gekropen en zijn daar dagen in gebleven. Ook de gezinnen van Hoffe Marten (Lemmens) en Prinsen Driekske (van Limpt) zijn bij ons in de schuilkelder gekomen. We zaten daar als pieren in een potje tegen elkaar. Ondertussen rozenhoedjes biddend in de hoop dat het maar goed zou aflopen. Onze boerderij kreeg verschillende voltreffers van granaten. Het dak was helemaal kapot.
Het relaas van Tit Hermans.
In september 1944 werden we midden in de nacht door Duitse soldaten wakker gemaakt die ons opdracht gaven direct te vertrekken, omdat de Tommy’s in aantocht waren en het dan niet veilig meer was. We gingen naar de Kattenbos waar we terecht konden in de schuilkelder van Driek Vlierp (van Limpt). Ook de gezinnen van Frie en Harrie Sjol (Lavrijsen) waren daar. Een Duitse soldaat vertelde dat onze schuilkelder niet veilig genoeg was, omdat deze te recht was. De ingang moest veranderd worden, zodat kogels en granaatscherven niet rechtstreeks naar binnen konden. Vanuit de Kattenbos zagen we dat het centrum van Reusel verwoest werd en in brand stond. Ook merkten we dat de Duitsers veel dodelijke slachtoffers te betreuren hadden. Een platte wagen met daarop veel dode Duitsers werd via de Kattenbos naar Hooge Mierde afgevoerd. Onze pa zag kans om tussen de gevechten door naar de Kerkstraat te gaan om daar ons varken te voeren. Hij zag daar met lede ogen aan hoe ons huis steeds meer schade opliep. Begin oktober 1944 waren de Duitsers vertrokken en konden we naar huis terugkeren. Ons huis had veel schade opgelopen. De keuken was volledig vernield en er zat geen ruit meer in. Ook de andere panden in de omgeving hadden flinke schade. Een aantal huizen in de Straat waren zelfs onherstelbaar vernield. Ons huis werd weer provisorisch bewoonbaar gemaakt.
Het relaas van Wim van den Borne.
Tijdens de bevrijdingsdagen waarbij ons huis en zakkenhandel een paar voltreffers kreeg, hebben we ongeveer 14 dagen in de schuilkelder gezeten. Toen het schieten in Reusel begon, kwam Snippe Jan (Vosters) met zijn gezin bij ons aan voor onderdak. Gelukkig hadden we twee schuilkelders gebouwd, zodat we er allemaal in konden. Heel veilig voelden we ons niet, omdat de Duitsers voordat het schieten begon de schuilkelders hadden afgekeurd, omdat ze niet diep genoeg waren en te hoog boven de grond uitstaken.
Het relaas van Joan Jansen.
In de wei van Geert Lauwers in de Kattenbos hadden in september 1944 verschillende gezinnen van de Mierdseweg en de Kerkstraat schuilkelders gegraven. We noemden dat toen ‘het russendorp’. Een graszode noemde men in de Kempen een ‘rus’. Daarmee werd het dak van de schuilkelders afgedekt. De koeien liepen gewoon rond de schuilkelder. Op een avond, toen een dochter van Geert zat te melken, moesten we hals over kop de schuilkelder in, want we kwamen onder granaatvuur te liggen. Toen ‘de bui’ over was, miste de koe haar voorste poten. Kiske Vet (van Gestel) heeft ze ’s anderendaags ’s morgens, met de hulp van anderen, geslacht. Van een grote fornuisketel vol vlees is toen soep getrokken. Zo’n goede bouillon hadden we tijdens de hele oorlog niet gehad. De mensen van de Kattenbos deden erg veel voor de vluchtelingen. Links vóór het Beleven was het bos van de Kattenbos. Mensen, gevlucht vanuit de Lensheuvel, hadden daar in september 1944 hun schuilkelders gegraven. Wij van ‘het russendorp’ noemden hen ‘die van het kamp’.